Prof Dr. Frans A. Janssen 2007
Boeiende boeken hebben meer dan één betekenis; ze zijn ,zegt men dan, gelaagd. Ook de Italiaanse roman Poliphilus heeft verschillende betekenislagen. De eerste druk werd in 1499, op het hoogtepunt van de Italiaanse renaissance, in Venetië in het grote folio-formaat gedrukt door de meest geroemde drukker uit die periode, Aldus Manutius. De titel geeft al aan dat het een boek voor weinigen is, want het vereist taalkennis om het eerste woord, onvindbaar in woordenboeken, te begrijpen: Hypnerotomachia Poliphili (De gedroomde liefdesstrijd van Poliphilus). Er is geen handschrift overgeleverd, ook geen schetsen van de houtsneden waarmee het boek verrijkt is. Het auteurschap is onzeker, de meeste kenners nemen aan dat de monnik Francesco Colonna de schrijver was, maar we weten weinig van hem. Ook de ontwerper van de illustraties blijft in het duister; mogelijk was het Benedetto Bordone, die meer voor Manutius heeft gewerkt. In 1545 1iet de zoon van Aldus, Paulus een min of meer gelijkvormige tweede druk verschijnen, en daarna nam de Franse renaissance het roer over: in 1546 verscheen in Parijs onder de titel Hypnerotomachie, ou Discours du songe de Poliphili (De gedroomde liefdesstrijd, of Verhaal van de droom van Poliphilus) een Franse vertaling, waarschijnlijk van de hand van Jean Martin, met houtsneden naar die in de Italiaanse drukken (en enkele toegevoegde). Deze vertaling werd nog twee maal herdrukt, in 1554 en 1561, alle drie in de grandeur van de typografie van de Franse renaissance in het folio-formaat gedrukt. En dan verschijnt in 1600 onder de títel Le tableau des ríches ínventations (Het overzicht van de rijke ‘inventies’) een bewerking van deze vertaling van de hand van Béroalde de Verville, en deze editie zal ik hieronder uitvoeriger presenteren.
Maar eerst wil ik enkele van die betekenislagen die in de Poliphilus aan te wíjzen zijn, aan de orde stellen. De Hypnerotomachia Poliphili is allereerst een liefdesroman: ‘De gedroomde liefdesstrijd van Poliphilus, waarin hij ons voorhoudt dat al het aardse maar een droom is, en waarin hij ook veel wetenswaardigs vertelt’. In zíjn droom gaat hij op zoek naar zijn geliefde Polia, hijbeleeft vele avonturen, maar wanneer hij eindelijk zijn geliefde Polia voor zich gewonnen heeft, wordt de droom verbroken en beseft hij ‘dat al het menselijke niet meer dan een droom is’, een topos die onder meer in Petrarca’s eerste sonnet te vinden is.
Het boek is ook een allegorische roman: personages staan voor abstracte zaken. Zo kan de beminde Polia de Liefde vertegenwoordigen, of de Schoonheid, de Wijsheid, de Zíel.In de laatstgenoemde opvatting reist Poliphilus van lichaam naar ziel,naar de ‘ware (gezuiverde) liefde’, zoals aan het einde van het eerste deel te lezen staat.
De Poliphilus is ook een echt renaissance-boek. Zelf zie ik de roman graag als de verbeelding door de renaissance van de oudheid. De renaissance stelt zich hier de oudheid voor, waarbij de notie van ‘Gouden Tijd’ meespeelt, die overigens expliciet genoemd wordt: ‘O aurea veramente aerate (o waarlijk gouden tijd). In die verbeelding treedt de architectuur op de voorgrond -zowel van gebouwen als van tuinen -, maar ook kunst’ filosofie (platonisme) en erotiek spelen een belangrijke ro1.
De roman maakt deel uit van een traditie die wel met ‘queeste-literatuur’ aangeduid wordt. Een jonge held gaat op zoektocht, de reis vormt hem en aan het einde heeft hij de volwassenheid bereikt. Men kan hier ook van Bildungsroman spreken, een genre waartoe onder meer Fénelons Les aventures de TéLémaque en Thomas Manns Der Zauberberg behoren.
De eerste druk uit 1499 is ook als object bijzonder: het wordt algemeen beschouwd als een typografisch meesterwerk, waartoe bijgedragen hebben (afb 1-2): het grote folio-formaat, de keuze van de letter (een speciaal voor dit boek gesneden variant van een al eerder door Manutius gebruikte romein-drukletter), de versierde initialen, de typografische lay-out (met vormen op de zetspiegel die we visuele typografie zouden kunnen noemen) en de heldere houtsneden in de beste renaissance-traditie.’ Omdat het beroep van typografisch vormgever nog niet bestond, is het ongetwijfeld de drukker Manutius geweest die verantwoordelijk was
voor het ontwerp. ‘Evenals de in 1999 verschenen Engelse vertaling heeft de in 2006 geproduceerde Nederlandse overzetting deze typografie nagevolgd; de gebruikte letter was in beide gevallen een digitale versie van het loden lettertype ‘Poliphilus’, dat in 1923 voor de Monotype-zetmachine gemodelleerd werd naar de oorspronkelijke door Francesco Griffo ontworpen Romeinse letter. De fraaie eerste druk uit 1499 werd onmiddellijk een cultboek voor boekenverzamelaars, met het gevolg dat er thans nog meer dan 300 exemplaren in institutionele en particuliere bibliotheken bewaard worden. Het is echter steeds een ongelezen cultboek gebleven.
En dat ongelezen zijn heeft behalve met de uitvoerige beschrijvingen ook te maken met de ‘filosofische’ laag, met de denktrant van de renaissance, met de platonistische opvatting dat de menselijke ziel kan opgaan naar de wereld van de ‘ideeën’, naar ‘de geheime schatkamer van de filosofie’, zoals de opdrachtgever en mecenas van het boek, Leonardo Grassi – in feite de uitgever van de eerste druk – in zijn opdracht voorin het boek formuleert. En dat opgaan geschiedt via symbolisch gebruik van taal en van beeld.
Over dat symbolisch gebruik van taal en beeld gaat de rest van mijn betoog. Wij weten dat elementen uit de Poliphilus invloed hebben uitgeoefend op diverse kunsten, maar er is meer dan dat. Om dat aan te tonen ga ik een eeuw verder, naar het jaar 1600, toen de zojuist
genoemde vierde druk van de Franse vertaling van de Poliphilus verscheen. Deze uitgave kreeg echter een andere titel, een ander formaat (het kleinere kwarto-for-maat) en een andere, sobere typografische vormgeving (afb. 3-4, hetzelfde hoofdstuk als afb 1-2′. De titel luidt
nu afb. 5): Le tableau des riches inventions: ‘Het overzicht van de rijke “inventies” die, verhuld door de sluier van de misleidingen van de liefde, beschreven zijn in de
Droom van Poliphilus, ontdaan van de duisternis van de droom en fijnzinnig uiteengezet door Béroalde’. De nieuwe titel belooft een uiteenzetting die de ‘rijke inventies’ helder verklaart. Wie was Béroalde en wat had hij te bieden in zijn bewerking van de Franse vertaling
van de Poliphilus?
Francois Béroalde de Verville (1556-1626)’ een nu vergeten romanschrijver en dichter, vluchtte als hugenoot vanuit Parijs naar Genève, waar hij tussen 1573 en 1582 verbleef. Teruggekeerd in Parijs werd hij katholiek; hij verkeerde in kringen rond het hof. Vanaf 1589 vinden we hem in Tours waar hij een kerkelijke functie kreeg.
Hij was arts en intellectueel, schreef over geschiedenis, filosofie en wetenschap, en zoals veel artsen had hij belangstelling voor alchemie. We hebben van hem onder meer de alchemistische roman Le voyage des princes fortunez (1610), een chaotisch satirisch werk’ Le
moyen de parvenir, (circa 1617), en zijn bewerking van de Poliphilus (1600). De uitgever van dit laatste boek, de Parijzenaar Mathieu Guillemot, heeít hij ongetwijfeld tijdens diens verblijf in Tours (1591-5) ontmoet. Béroaldes werken vertonen kenmerken van het literaire maniërisme: onregelmatigheid, disharmonie’ versluiering, raadselachtigheid’ het is labyrintisch’ het speelt met meerdere betekenissen, het toont een spel met vormen die anders zijn dan ze schijnen, en hierbij zijn alchemie en kabbala behulpzame achtergronden. Zijn werken zijn spiegels die verschillende facetten van de werkelijkheid tonen. Een auteur wiens werken met deze woorden gekenschetst kunnen worden, moest wel ontvankelijk zijn voor de verleidingen van de fantasmen in de Poliphilus. Rond 1600 was er trouwens een hernieuwde belangstelling voor Colonna’s roman’ hetgeen verklaart dat kort na 1600 nog twee herdrukken
van Béroaldes bewerking verschenen, overigens onder hetzelfde titelblad.
Béroalde heeft de vertaling van Jean Martin – die in feite een bewerking was – hier en daar gewijzigd, maar zonder de oorspronkelijke Italiaanse tekst erbij te halen: hij heeft de tekst iets aangepast aan de wereld rond 1600. Deze nieuwe bewerking zou geen bijzondere vermelding verdienen, ware het niet dat de tekstverzorger in parateksten (alle teksten die om de hoofdtekst van een werk zijn afgedrukt, zoals titelblad, opdracht, voorwoorden, index) andere facetten van het werk laat zien. Ik bespreek vier van deze parateksten. De nieuwe titel noemde ik al: Tableau des riches inventions; de vraag naar de betekenis van ‘inventies’ schuif ik nog even op.
De titelgravure (afb. 5, gegraveerd door Léonard Gaultier) wijkt erg af van de houtsneden in de roman, alleen al door de zwaar aangezette alchemistische symboliek. Om maar een enkel voorbeeld te noemen: de feniks staat in de alchemie voor de veranderde materie die de steen der wijzen wordt; de draak wijst op de ‘prima materia’ die de alchemist moet perfectioneren;
De tekens oor zout ,kwik en zwavel wijzen op de drieëenheid in de alchemie; de gevleugelde slang-draak die in zijn staart bijt symboliseert de cyclische aard van het universum.
Het inleidende essay van Béroalde is getiteld, ‘Recueil steganographique, contenant L’intelligence du frontispice de ce livre’ (steganografische verzameling bevattende een begrip van de titelgravure). Béroalde geeft hier een uitleg van de alchemistische symbolen met behulp van de ‘steganografie’ , een occulte schrijfwijze die betekenissen versluiert, bedekt. Deze methode werd een eeuw eerder ontworpen door de christelijke ‘magiër’ Trithemius. Vormt deze uitleg van de alchemistische symbolen van de titelgravure de essentie van de ‘inventies’? Mogelijk wel in de opzet van Béroalde, maar deze symbolen komen in de Poliphilus nauwelijks voor (de slang die in zijn staart bijt komt wel voor maar heeft hier een andere betekenis). Slechts een enkele maal kan men alchemistische symboliek herkennen. Overigens was Béroalde niet oorspronkelijk in zijn alchemistische setting van de Poliphilus. De tweede en derde druk van de Franse vertaling uit 1554 en 1561 hebben een kort voorwoord van de alchemist Jacques Gohory, waarin op een alchemistische ambiance gewezen wordt: het zoeken naar de geliefde in de roman staat voor het zoeken naar alchemistische inzichten betreffende natuur en kosmos. Deze pogingen tot annexatie van de Poliphilus maken deel uit van een beweging die aan het einde van de zestiende eeuw mythologische en literaire teksten alchemistisch ging interpreteren, onder meer Ovidius, Vergilius, de Graalromans, de Roman de la Rose.
Béroalde schreef twee opdrachten, een aan zijn mecenas Pierre Brochard, een ‘aan de goede lezers die hun ogen laten rusten op deze ideeën voor serieus genoegen. Hierin wordt nauwelijks iets gezegd over de alchemie; wel wijst Béroalde erop dat Colonna in zijn
roman verborgen filosofische inzichten geeft, die men achter de ‘figures’ (verbeeldingen) kan vinden, en dat de ‘steganografische’ verhandeling die de roman is, de lezer nieuwe ‘inventies’ aanbiedt (ook in een van de inleidende gedichten is sprake van ‘inventies’).
De grootste verrassing is de paratekst aan het einde van de vertaling van de Poliphilus, een index: ‘Table des principaux poincts, choses plus memorables et dignes de remarque contenues au Songe de Poliphile’ (Index van de belangrijkste onderwerpen, de meest gedenkwaardige en opmerkelijke zaken díe ín de droom van Poliphilus beschreven zijn); de index beslaat elf bladzijden, de Poliphilus telt hier 308 pagina’s. Een index op een roman mag verbazing wekken, maar wij moeten beseffen dat er in die tijd geen scherpe scheiding lag tussen fictie en non-fictie, russen roman en essay, en uit alles blijkt dat de tekstverzorger Béroalde de Poliphilus als een soort essay zag. In de literatuur over Béroalde is deze
index tweemaal vermeld: een van de onderzoekers ziet het als een index op filosofische thema’s, een ander acht het een nutteloos onderdeel. Onder voorbijgaan aan
beschouwingen over de geschiedenis van de index stel ik vast dat het een ‘index rerum’ betreft, al komen er ook namen in voor: het is een index op symbolen’ maar de alchemistische symbolen waar Béroalde zo hoog over opgeeft, komen er niet in voor.
De index heeft niet het niveau van een modern iconografisch register op teken en/of betekenis. Ze is niet compleet en de trefwoorden lijken willekeurig gekozen. Wel wordt bij elk trefwoord de aard van het voorgestelde aangegeven,bijvoorbeeld onder ‘Amour’ (dat als trefwoord negen maal voorkomt): ‘De Liefde tussen twee personen hiëroglifisch voorgesteld’. Niet onder ‘Amour’ maar onder ‘Banniere’ vindt men: ‘De Bannier van de Liefde voorgesteld met de tekens van haar overwinningen’, en dit wordt letterlijk herhaald onder ‘Hierogliphe’: ‘Hiëroglief voorstellende de overwinningen die de Liefde overal bereikt’.
Soms wordt het teken als lemma opgenomen, soms de betekenis, zelden allebei. Ik geef enkele voorbeelden. Onder het teken: ‘Cirkels die de drie tijden – verleden, heden en toekomst – voorstellen’; ‘Labyrint om de wisselingen en de dwang van het lot voor te stellen’; ‘Het Roer [Tymon] stelt de oneindige wijsheid voor die de hele wereld bestuurt’. Onder de betekenis: ‘De Herfst verbeeld door een Bacchus’ (maar onder ‘Bacchus’ staat alleen: ‘Bacchus uitvoerig voorgesteld naast een wagen’); ‘De Gunstige Gelegenheid [occasion] vindingrijk beschreven’, al wordt de personificatie occasio niet in de tekst genoemd. Onder zowel teken als betekenis:
‘De Overwinning, waarom voorgesteld door een palm’, en ‘Palm, waarom deze de overwinning betekent” Negen keer wordt het trefwoord ‘Comparaison’ opgenomen, onder andere: ‘Vergelijking van de ledematen en functies van het menselijk lichaam met de onderdelen van een groots gebouw’ (gaat terug op Vitruvius’ boek 3); ‘Vergelijking van het Paard van Troje’ vol met vijanden, wapens en vuur, met de Liefde die een hart binnentrekt’. ‘Figure’ wordt vijf maal opgenomen’ onder andere: ‘Hiëroglifische afbeeldingen als het geduld geïnterpreteerd’, met een verwijzing naar de,bekende rebus (afb. 6) van anker, dolfijn en ring en de spreuk ‘haast [dolfijn] u altijd [ríng] langzaam [anker]’ deze verbeelding was in 1501 het drukkersmerk van Manutius geworden)’ Dit komt terug onder ‘Patience’: ‘Geduld, hiëroglifisch voorgesteld’, maar niet onder ‘anker’ of ‘dolfijn’. De term ‘hiëroglief staat hier niet voor een Egyptisch schriftteken maar voor een symbool met een verborgen betekenis (raadsel, rebus); in deze index verwijst dit woord altijd naar een illustratie’
Natuurlijk kijken we ook naar het trefwoord ‘invention’, dat vijf maal figureert, onder andere: ‘Mooie en bewonderenswaardige inventies voor de verfraaiing van een tuin’; ‘Inventie, de voornaamste activiteit van een architect’. Onder ‘Vaste’ staat: ‘Zeer bijzondere Vaas met
parfums, verrijkt met ftaaie inventies” Hoe moeten we na dit alles het woord ‘invention’
lezen? De betekenis is breder dan ‘inventie, vondst’ bedenksel’. Zonder hier in te gaan op discussies in de vakliteratuur – in het bijzonder die van de geschiedenis van de retorica en van de kunst – omtrent het begrip ‘inventio’, stel ik dat het hier bij Béroalde staat voor intellectueel idee, voor voorstelling, beeld, verbeelding’ uitbeelding van verborgen concepten’ Ik geef twee
plaatsen die deze brede betekenis ondersteunen. Juist rond 1600 heeft de Engelse toneelschrijver Ben Jonson zich enkele malen over ‘inventions’ uitgelaten:
hij wees naar ‘verder liggende mysteriën’ , en zag verwantschap met symbolen, hiërogliefen, emblemen en imprese (deviesen, persoonlijke symbolen). De grote kenner van het maniërisme, Gustav Hocke, noemde Béroaldes ‘riches inventions”de schatkamer voor duistere combinaties’ en legde een verband met de platonistische ‘ideeën’ (eeuwige, goddelijke kennisobjecten), en met hiërogliefen, emblemen en deviesen.
Aan het eind gekomen van mijn rondgang door de Tableau des riches inventions is mijn conclusie dat in deze versie van de Poliphilus in het bijzonder door zijn titel en door zijn index deze roman als een soort handboek voor ‘inventies’ gepresenteerd wordt, voor symbolische voorstellingen, voor verbeeldingen van andere, ‘hogere’ zaken; het werk wordt een voorbeeldboek, een modelboek voor kunstenaars en schrijvers – een iconografisch handboek dus. De titel is dan perfect gekozen: ‘Overzicht van veelzijdige verbeeldingen’. Hiermee plaatst het Tableau des riches inventions zich in de zestiende-eeuwse iconografische traditie die wij in het bijzonder kennen uit bundels als Horapollo, Hiëroglyphica (eerste druk 1505, vele herdrukken ), Alciati, Emblematum liber (eerste druk 1531, vele herdrukken en navolgingen), Valeriano’s omvangrijke Hiëroglyphica (eerste, incomplete druk 1556, vele herdrukken), Vicenzo Cartari, imagini Dei de gl’ antichi (eerste druk 1556, vele herdrukken). Op de verwantschap tussen de Poliphilus en deze emblematische werken is al eerder gewezen. Door zijn index verwijst Béroalde er impliciet naar: sommige van deze edities hebben een index of een op een index lijkende inhoudsopgave. En juist rond 1600 verschijnen er twee andere op trefwoord geordende iconografische handboeken, uitvoerige naslagwerken voor symbolische verbeeldingen. In 1593 verscheen de eerste druk van Cesare Ripa’s iconologia (tweede druk 1602, derde druk 1603, de eerste met illustraties), en in 1604 publiceerde Karel van Mander zijn Schilder-Boeck, dat twee iconografische bijlage bevat: wtlegghing op den Metamorphosis Ovidii en Vvtbeeldinge der Figueren. Evenals BéroaldeTableau zijn deze boeken niet in het monumentale folioformaat gedrukt maar in het handboek-formaat, het handzame kwarto-formaat.